Kort verhaal: Storm op de Zuiderzee
De introductie van een boek in wording, geschreven door een ervaren Editio cursist.
I.
….Als het die avond niet had gestormd, toen de jonge student uit Groningen op het ‘binnenbootje’ over de Zuiderzee terugkeerde naar Harlingen, zou hij wellicht nooit teruggekomen zijn op het onzalige besluit zijn verloving te verbreken. Een straffe Zuidwesterstorm beukte tegen de romp van het krakende scheepje. Als een meute opgehitste jachthonden stortten de golven zich op hun prooi en spatten tegen de ruiten uiteen. Hij werd heen en weer geslingerd tussen passagiers, die zich panisch aan de houten bankleuningen en gordijnen vastklampten. De anders zo levendige conversatie tijdens de lange overtocht beperkte zich tot de uitwisseling van verontwaardigde noodkreten en vloeken. Halflege bierbekers vielen om en rolden in brokken op de grond, de inhoud stroomde over de tafel. Het lawaai buiten maakte de student nog sterker bewust van de storm in zijn eigen hart, zijn twijfel, zijn angst om te falen. Niet in zijn studie – op de universiteit was hij opgevallen door uitzonderlijke scherpzinnigheid – maar te falen als mens.
….Eigenlijk was hij altijd bang geweest voor het harde oordeel van zijn vader. Tegen diens rauwe en grimmige uitvallen had hij getracht te schuilen alsof het striemende zweepslagen waren. Onder het huwelijk met deze onbuigzame man had hij zijn moeder bitter zien lijden. Van iemand met een muisgrijs karakter als het hare viel weinig inspiratie te verwachten voor haar vier begaafde kinderen. Wat een verschil met het sprankelende persoontje dat hij die middag als een geknakte bloem had achtergelaten. Een paar jaar geleden had hij haar ontmoet. Was het wel toeval geweest? Hij had het gevoel gehad dat de wereld kantelde. Korte tijd geleden had hij haar zijn liefde verklaard, hij had zijn hartstocht ternauwernood kunnen verbergen. Toen hij thuis meedeelde dat hij zich, zonder toestemming laat staan instemming van zijn vader, had verloofd, had diens woede geen grenzen gekend.
….Een manshoge golf deed de boot bijna kapseizen. De schroef ratelde driftig boven de golven in de lucht. Er was een seconde geen vertwijfeling, geen wroeging, geen wanhoop, alleen de angst die hij deelde met de anderen. Toen zakte het schip weer terug in de deining en zocht de juiste richting. Een zucht van verlichting woei als een windvlaag door het reisgezelschap in de kajuit. Na deze korte paniek veranderde ook de koers van zijn gedachten. In Groningen was hij een ruw, bandeloos lid van ‘Vindicat’ geweest, onbarmhartig voor zijn jongere medestudenten. Roekeloos had hij de toelage verbrast, die zijn vader node missen kon van zijn karig loon als leraar. Door zijn slechte gedrag had hij de kans op een studiebeurs verspeeld. Betsie en hij waren beide jong, te jong wellicht. De tijden waren onzeker, daarin had zijn vader gelijk, maar toch…. om daarvoor juist dit op te geven, het enige waar hij volstrekt zeker van was geweest, hoe had hij het kunnen doen!
….Tegen middernacht luwde de storm maar van slapen kwam niet veel tussen de reisgenoten met wie hij de smalle slaapkooi deelde. Van het ontbijt gebruikte hij slechts een enkele droge scheepsbeschuit en dronk een paar slokken van de koffie die de kapitein voor zijn gasten bereid had. De meeste passagiers begonnen de dag met bier, sommige zelfs met jenever. Hij waste zich met een straaltje zeewater uit de kraan en haastte zich naar het dek. De zee was kalm, aan de horizon verscheen de kust van Friesland. Hij had nog een dag reizen voor de boeg op karren, of schuiten langs de Friese en Groningse trekvaarten. Toen de boot aanlegde aan de steiger in Harlingen, stond zijn beluit vast. Hij zou werk zoeken om onafhankelijk van zijn vader een korte studie te kunnen betalen. Het werd ‘Rechten’ in Leiden. Groningen was voorbij. Betsie zou hij schrijven.
….Zo moet het gegaan zijn. De student zou mijn grootvader worden. Mijn grootmoeder, Betsie, was een fragiel persoontje. Ze had een rond gezichtje. De twee onwaarschijnlijk mooie ogen die de wereld als het ware inzwommen, hadden mijn grootvaders leven op slag veranderd. Mijn overgrootvader had de knellende banden met de kerk en alles wat kerk was, doorgesneden. Hij was een groot bewonderaar en aanhanger van Multatuli. Zoals voor meer van zijn tijdgenoten werd de spirituele leegte die het fel beleden atheïsme veroorzaakte, gecompenseerd door het werk van de legendarische schrijver van de Max Havelaar, Woutertje Pieterse en bovenal door zijn Ideeën. Rond het laatste boek vormde zich een groep vrijdenkers, die de kluisters van maatschappelijke, sociale en vooral godsdienstige conventies hadden verbroken. Sommige verlieten er zelfs de Vrijmetselaarsloge voor. In zijn gezin werd het onverbiddelijk streven om de nieuwe emancipatoire ideeën in praktijk te brengen, versterkt door het isolement waarin de ongebonden leefwijze de Multatulianen deed belanden. Compromissen waren niet aan de orde, zijn wil was wet. Het bracht hem uiteraard in conflict met zijn opgroeiende kinderen. Al heel jong werd de gevoelige en bijzonder begaafde jongste zoon verscheurd door emotioneel protest en tegelijkertijd een schuldig besef dat zijn vaders ideeën weliswaar uitzonderlijk, maar in de grond juist waren.
….Mijn grootouders trouwden in 1902. Twee jaar later vertrokken zij met hun dochtertje naar Indië. Ze zouden de oudsten zijn van de dertig nazaten, kinderen en volwassenen die de laatste decennia in het voormalig Nederlands Indië opgroeiden, woonden en werkten. Drie vertrokken vóór het uitbreken van de oorlog naar Holland, de anderen maakten de kamptijd mee en de bersiap. Vier van hen keerden niet terug. Toen mijn grootmoeder stierf, was ze 85 jaar oud. Bij haar uitvaart sprak mijn grootvader, oud, gebogen en beproefd, nog altijd over haar als ‘zijn bruid’. Hun liefde was in al die jaren en ondanks alles onaangetast gebleven. Zo zag mijn grootvader dat meer dan zestig jaar later. Met dank aan de storm op de Zuiderzee in het laatste jaar van de negentiende eeuw.
….Het is niet onwaarschijnlijk dat het ‘binnenscheepje’ waarop hij de gedenkwaardige tocht over de Zuiderzee maakte, is vertrokken vanaf een van de aanlegsteigers aan het Rokin in Amsterdam, de stad van Vondel en Rembrandt, Sweelinck en Spinoza, van de Grachtengordel, de sloppenwijken, de Westertoren en het Achterhuis aan de Prinsengracht, het Nationaal Monument en de Nieuwe Kerk, goochelaars, ijsverkopers en duiven op de Dam. Amsterdam is één groot web van data tussen nu, nog altijd, en toen. Ons Vaderlandse prentenboek. De jaarlijkse Dodenherdenking op de Dam, de kroning van vorsten in de Nieuwe Kerk, in het Paleis in 1949 de Soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië.
….In sommige opzichten is Amsterdam een museum geworden. Misschien moeten we er niet om treuren. De heerschappij én de misère op de wereldzeeën is gereduceerd tot de jaarlijkse Sail op het IJ, de VOC en de West Indische Compagnie, het kolonialisme en de dekolonisatie tot een ongemakkelijk hoofdstuk in de Vaderlandse geschiedenis, Insulinde tot exotische collecties in het Tropenmuseum, de reis over de Zuiderzee tot een rit over de Afsluitdijk, uitputtende tropenjaren in de Gordel van Smaragd tot een vakantie op Bali. Er is niets wat mij aan mijn eigen jeugd herinnert, mijn kinderboekjes speelden niet in Amsterdam. Alle dingen zijn hier lang vóór mij geweest. Toch horen ze op de een of andere manier bij mijn leven, al zijn ze van ver voor mijn tijd. Het leven van mijn voorouders in Indië, de tijd waarin ik nog niet geboren was, ik kijk ernaar door de lenzen van de eenentwintigste eeuw als door een omgekeerde toneelkijker.