Kort verhaal: Geen gesprek
Met fijnbesnaard inzicht voor de menselijke beweegredenen schrijft Irma Röder non-fictieverhalen over haar werk als psycholoog. In dit korte verhaal komt een meisje op gesprek dat niet wil praten.
Daar staat ze, op de drempel van mijn spreekkamer. Ik zit aan mijn bureau en kijk naar haar, ze straalt zelfvertrouwen uit. Even denk ik te zien dat haar ooglid trilt, maar ze heeft het door en zegt snel: “Mag ik binnenkomen? De mevrouw aan de balie zei dat u de psycholoog hier bent.” Ik knik: “Als jij Lucy bent, sta jij in mijn agenda. Met je ouders, als het goed is.” Ze loopt naar binnen en wijst op een stoel: “Mag ik daar zitten?” Ze is beleefd, maar ik voel in deze eerste tien seconden van onze ontmoeting al dat ik iets verkeerds heb gezegd.
Behoedzaam sluit ik achter haar de deur, alsof ik iets kan breken. Ze kijkt me doordringend aan en zegt: “Daarom ben ik hier.” Ik kijk terug en durf niet nog eens haar ouders te noemen. Gelukkig gaat ze zelf verder: “Mijn ouders komen zo, maar ik wil niet praten. Daarom ben ik eerder gekomen, om te zeggen dat ik niet kom.” Eén zin en nu al heb ik honderd vragen. Maar ik slik ze in. Ze ziet het en ze zegt: “U wilt natuurlijk weten waarom.” Ze wacht niet op mijn antwoord en vervolgt: “Dat is heel simpel: omdat het moet. Ik wil alleen praten als ik het zélf wil. En dat wil ik niet. Dus daarom kom ik dat alvast zeggen, want als mijn ouders er eenmaal bij zijn krijgen we een hele discussie over waarom ik niet wil praten. En dan zeggen ze dat praten goed voor me is, dat er speciale mensen zijn, zoals u, die mij kunnen helpen. Maar ik weet niet eens of ik wel geholpen wil worden. Of eigenlijk hoef ik niet geholpen te worden. Want ik ben net als alle andere meisjes van mijn leeftijd. Dus waarom zou ík dan naar een psycholoog moeten? Ik heb al genoeg gepraat met mijn vriendinnen en het heeft niks geholpen. Het heeft alles alleen maar erger gemaakt. Want zij zeiden allemaal wat anders, en toen wist ik helemaal niet meer wat ik moest doen. Het was zo erg dat ik niet meer naar school wilde. En toen móest ik natuurlijk wel met mijn ouders praten. Maar die begrepen niet dat ik niet meer naar school wilde OMDAT ik over mijn problemen had gepraat. Ze denken dat het andersom is: dat ik niet meer naar school wil, omdat ik problemen heb. Ze snappen er niks van.” Ze zucht. “Mijn ouders zeggen dat psychologen alles begrijpen, maar ik geloof dat niet. U kent me niet en dan zou u al na vijf minuten snappen wat mijn probleem is? U doet natuurlijk net alsof. Dat is uw werk.” En dan is ze stil, abrupt, haar woordenstroom gonst nog na in de kamer.
Ze kijkt me van onder haar pony aan, alsof ze alleen maar wil checken of ik er nog zit. De trilling in haar ogen is weg. Maar nu is er verdriet, onmiskenbaar verdriet. Ik zie het, en ik weet dat elk woord telt. Ze ziet het en hakt er genadeloos op in: “Zie je nou wel, u wacht gewoon totdat ik verder ga praten en dingen ga zeggen die ik helemaal niet wil zeggen en dan ga huilen. En dan wordt het allemaal nog erger, want als ik eenmaal ga huilen dan kan ik niet meer stoppen en dan wil ik alleen maar in mijn bed liggen. Dan kan ik net zo goed dood zijn.”
Ze schrikt. Dat laatste had ze niet willen zeggen. En ik schrik ook, want ik realiseer me dat het nu mijn beurt is om iets te zeggen. In mijn hoofd vechten vragen en gedachten om gezegd te worden. Maar ik wil ze niet zeggen, want ik ben bang: één verkeerd woord en ik ben haar kwijt. Ik blijf stil en kijk haar aan. Haar verdriet groeit. Ik zoek naar woorden die er niet zijn.
Totdat zij de woorden vindt: “U zegt niks, maar ik geloof wel dat u mij begrijpt. Nou, eigenlijk weet ik dat nog niet. Maar u bent in ieder geval de eerste die mij niet probeert te overtuigen om te praten, of die gelijk met oplossingen komt. Dat had ik niet van een psycholoog verwacht. Zegt u straks maar tegen mijn ouders dat ik huiswerk aan het maken ben bij Tamara. Ik ben om 6 uur thuis.”
En weg is ze.
De volgende dag stuurt ze me een sms: “Ik wil nog steeds niet praten. Maar ik wil wel nog een keer komen met mijn ouders. Om hen ook uit te leggen waarom ik niet wil praten.”
En ze kwam. Met haar ouders. Ze had veel woorden nodig om uit te leggen waarom ze niet wilde praten. Dus bleef ze komen, samen met haar ouders. Tot het moment dat ze geen tijd meer had, omdat ze het te druk had met school en haar vriendinnen.