Interview met Sabine Wisman ‘Alles mag en alles kan, niets is raar’

Sabine Wisman verliet ooit de kunstacademie om op een reclamebureau te werken. Daarna volgde ze een schrijfopleiding in Amsterdam, waar ze daarna les gaf bij dezelfde school. Wisman schrijft fictie en non-fictie en haar werk verscheen in het buitenland en is bewerkt voor theater. Gepubliceerde kinderboeken zijn onder andere: ‘Klaas, de per ongeluk Sinterklaas’, ‘Hoe word ik een zeemeerman’ met illustraties van Annet Schaap,  ‘Het slaapschaap’ en de serie van ‘Zeg Kleine…’ Wisman heeft haar eigen website: www.sabinewisman.nl en ze is ook te volgen op twitter  www.twitter.com/SabineWisman. Wisman is tutor voor de cursus Kinderboekenschrijven van EDITIO die op 26 februari van start gaat! https://www.editio.nl/kinderen/ 

 

1.       Wat vind je zo leuk aan kinderboekenschrijven?

Alles mag en alles kan, niets is raar.

2.       Hoe verplaats jij je in de belevingswereld van een kind?

Tussen mijn oren altijd speels gebleven dus dat verplaatsen en schrijven vanuit een kindblik, dat gaat vanzelf.

3.       Welke boeken las je zelf als kind het liefst en op welke manier hebben die boeken jou als schrijfster beïnvloed?

Floddertje! Eigenwijs doen, volwassenen een ondergeschikte rol geven.

4.       Je schrijft niet alleen voor kinderen. Wat vind je leuk aan schrijven voor volwassenen?

Je richten tot je leeftijdsgenoten is een fijne aanvulling op mijn schrijven.

5.       Wat maakt een kinderboek een goed boek?

Dat er genoeg ruimte is voor het kind om zelf het verhaal in te vullen of aan te vullen. Geen dichtgetimmerde verhalen dus.

6.       Je illustreert ook. Hoe belangrijk zijn illustraties in een kinderboek?

Bij prentenboeken van wezenlijk belang. Je hebt het tekstverhaal en het beeldverhaal. Ik ben ervoor veel ruimte te laten voor de illustrator. Die geeft er een tweede interessante laag aan. Zo maak je een boek veel boeiender voor de lezer.

7.       Wat vind je van EDITIO?

Ge-wel-dig! Uhm. Geen idee nog, want moet nog ervaren. Maar dat mensen thuis groepsonderwijs (je leert namelijk veel van het lezen van andermans werk) kunnen volgen, vind ik grandioos. Geen geploeter in je eentje maar geploeter met zijn allen. En allemaal beter worden.

8.       Welke eigenschap moet een kinderboekenschrijver in ieder geval hebben?

Je kunnen verplaatsen in de wereld van het kind. Niet door op je knieën te gaan zitten en hoetsiekoetsie taal uit te kramen, maar door kinderen rechtstreeks als volwaardig aan te spreken en ze niet als onvoltooide wezens te zien. En toch die luchtige, speelse toon houden.