Het schrijfproces
Een van de meest gestelde vragen aan een schrijver is die over het schrijfproces, dat zich achter een zwarte muur en volgens nauwelijks te achterhalen vrijmetselaarscodes lijkt te ontwikkelen. Sinds ik schrijf wordt mij al die vraag over dit proces gesteld.
Hoe begin je – de lege pagina, het kale computerscherm…?
Hoe zet je door – de dwalingen, de censuur, de druk van de omgeving die niet ziet waarmee je bezig bent, het writers block…?
Hoe blijf je gemotiveerd – de tekst met de onvermijdelijke teleurstellingen, de recensies, tegenvallende verkoop, de moeite om gepubliceerd te worden…?
Op geen van deze vragen heb ik een echt overtuigend antwoord. Ik heb nooit begrepen waarom een Tourfietser honderden, duizenden uren traint, zich aan strikte leefregels houdt, zichzelf martelt (in mijn ogen) – geen inzage in zijn ‘fietsproces’ kan mij ertoe brengen op de fiets te springen. Waarom zou ik mijzelf zo kwellen?
Het is dan ook mijn liefde, mijn ziekte, en mijn noodzaak niet.
Schrijven is dat wel. Ik weet dat ik moet schrijven omdat ik ongelukkig ben als ik het niet doe en dat ik, om te kunnen schrijven, moet trainen, trainen, trainen… Dat ik zal moeten durven stoppen en herbeginnen, zal moeten durven pauzeren en mijn blessuretijd nemen, zal moeten durven veranderen en falen, omdat er tijdens dit schrijven iets gebeurt dat magisch is. De adrenaline stroomt door mijn lichaam. De woorden doen hun werk, hele voorheen ontoegankelijke gebieden in mijn hersenen ontsluiten zich en ik kan er vrij rondwandelen. Ik word slimmer, dienstbaarder en ruimer dan mezelf. Mijn leven vult zich met de personages, het verhaal, hun levens, met de melodie van de taal. Ik reis door ruimte en tijd met ze mee, naar ze toe, van ze af. Zoals een fietser zich tijdens een etappe één kan voelen met zijn fiets, de omgeving, de fluitende wind, de verzengende hitte, zijn volle blaas, zijn pijnlijke spieren, de tergende klim en zijn longen, zo kan ik me op momenten één voelen met mijn toetsenbord, pen, scherm, moleskineboekje, met de rudimentaire of al gedetailleerd ingekleurde fictieve wereld, de mensen daarbinnen, hun levens, mijn krakende, zoekende hersens, pijnlijke rug van het lange zitten, met mijn of andermans herinneringen, verlangens, dromen, vergissingen … Wat weet ik van het schrijfproces? Dat het een even verrukkelijke als veeleisende verslaving is.
Manon Uphoff is schrijfster en tutor bij EDITIO. Zij debuteerde in 1995 met de verhalenbundel Begeerte, die werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs en de ECI-prijs. Haar eerste roman Gemis (1997), werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. Ook de bundels De fluwelen machine(1998), Hij zegt dat ik niet dansen kan (2000) en Alle verhalen (2003) werden door de kritiek lovend ontvangen. In 2002 ontving zij als eerste de C.C.S.Croneprijs voor haar hele oeuvre. Uphoff schreef twee novellen getiteld De vanger – genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs 2003 – en De bastaard, die de eerste twee delen vormen van een drieluik. In 2005 publiceerde zij bij De Bezige Bij de roman Koudvuur, een nieuwe, aangevulde editie van haar verzamelde verhalen, Schaduwvlammen (2007) en haar nieuwste roman De spelers (2009), die werd genomineerd voor de OPZIJ-literatuurprijs 2010. Haar verhalen zijn in diverse talen vertaald en in vele anthologieen opgenomen. Meest recent kwam Begeerte (Desire) uit in het prestigieuze Best of European Fiction 2011 (Dalkey Archive). Eind juni 2012 verscheen de (derde) novelle De ochtend valt waarvoor zij de Opzij literatuurprijs ontving. Dit jaar verscheen de verhalen bundel De zoetheid van geweld