‘Eindelijk op tijd’, kort verhaal van Joanne van Beek

 

 

 

Joanne van Beek schrijft verhalen en gedichten en werd in 2019 geselecteerd voor de Lage Landen Schrijfweek,  georganiseerd door Stichting Beter Schrijven, Editio, alumni van de Rietveld Academie en literair tijdschrift DW B. In maart 2020 richtte ze samen met Roddia Rumahloine, Nicole Kaandorp en Nora van Arkel het online magazine VIRUS / verhalen om te lezen in quarantaine op. Hiervoor maakte ze ook de illustraties.

 

 

 

Eindelijk op tijd

door Joanne van Beek 

 

Ik vraag me vaak af of het niet te laat is, of uitstel niet gewoon afstel moet betekenen en ik me nu

maar gewoon op andere dingen moet richten. Dingen die beter bij mijn leeftijd passen.

 Ik neem de gladde schacht in mijn hand en voel mijn vingers tintelen. Zo nieuwsgierig als nu ben

ik al lang niet meer geweest. Hij is roze, veert licht op en neer en lijkt zachtjes mijn naam te

fluisteren. Verlegen kijk ik in de ogen van de man die hem
aanbiedt.

Ben ik hier niet te oud voor? Moet ik niet gewoon fijn plaatsnemen achter de geraniums en

sokken breien voor mijn kleinkinderen? Of roddelen over Jannie Sloegt die elke dag meerdere keren
door de buurt wandelt terwijl ze uiterst geconcentreerd het onkruid voor de ramen van de buren wegplukt. Haar ontgaat niets, dat weet iedereen. Daar praat iedereen ook graag over. Het is de voedselketen voor de gerijpte mens. Eten en gegeten worden, praten en besproken worden.

Jannie had het gezien vanuit haar keukenraam. Ze had gezien hoe de tuinslang uit Ronald’s hand

was gerold. Hoe de hond in blinde paniek rondjes rende door de voortuin. Blaffend naar het hek en

weer terug naar Ronald’s ronde lijf dat als een eiland in het gras lag. Mijn Ronald. Ze zag hoe het

beest zijn neus tegen zijn wang had gedrukt. Dat deed ik toen al heel lang niet meer. Ze zag hoe de

tuinslang over het gras danste, de ramen nat spoot en ze zag de hond die tegen Ronald’s been aan

plaste. Ik zou willen dat ik hetzelfde had kunnen
doen.

‘Ik dacht dat hij gewoon met de hond aan het spelen was,’ luidde Jannie’s verantwoording

achteraf voor het feit dat ze pas na twintig minuten de ambulance had gebeld. Voor reanimatie

was het toen al te
laat.

‘Hij wist toch dat het eraan zat te komen? Hij had zich moeten laten opereren,’ foeterde

ze, alsof de zaak daarmee was afgedaan. ‘Nu is het te
laat.’

Ze liep hoofdschuddend over het tuinpad terug naar binnen. Vetvlekken bedekten de geborduurde

kattenhoofdjes op haar
keukenschort.

Te laat is het thema dat overal zichtbaar wordt vanaf een bepaalde leeftijd. De gerimpelde huid

van een komkommer verraadt dat er binnenkort een donzig laagje schimmel op zal komen te staan

en dat is dan het
einde.

‘Tot de schimmel er daadwerkelijk op staat, kun je er nog van alles mee,’ bromde mijn vader vroeger vaak. Hij hield niet van verspilling, een trek die ik van hem over heb genomen. Daarom staat deze leeftijd me zo tegen, de jarenlange verspilling wordt nu pijnlijk duidelijk. Dat de dood
al

jaren met kleine, grijpgrage handjes aan mijn leven trekt is zichtbaar aan de plooien in mijn lijf: het

vel zakt naar beneden alsof het zo langzaam de aarde in wordt
getrokken.

‘Tot de schimmel erop staat, kun je er nog van alles mee.’

Ik vraag me af of de man voor me er ook zo over denkt. Hij houdt zijn enorme gevaarte in zijn

handen en kijkt me met grote, vragende ogen aan. Een brandend gevoel verspreidt zich door mijn

wangen. Ik voel dat ik rood wordt. Wat ben ik aan het
doen?

‘Je hoeft je niet te schamen. Heb je niet ook het recht om af en toe los te laten, te genieten?’ zegt

de mond onder de vragende
ogen.

‘Misschien is dat het probleem,’ mompel
ik.

Ik denk aan Jannie Sloegt en Ronald en de hond die door onze tuin rende. Jannie wist haar

telefoon heel goed te vinden. Dat ze niet achterlijk was, bleek bovendien uit de snelheid waarmee ze

de huwelijksproblematiek van de familie Spaanders pijlsnel wist te duiden door de manier waarop de

schaars geklede Jolein van drie deuren verder elke dag heimelijk bij de familie naar binnen gluurde.

Hoe kon ze een hartaanval dan over het hoofd hebben gezien? Dat had ik me al heel wat keren

afgevraag
d.

Misschien ging het niet om wat ze niet zag, maar om wat ze wel gezien had. Flitsen van

rondvliegend servies door het keukenraam, Ronald’s handen die mijn armen te stevig vast pakten,

me op en neer schudden, mijn eenzame sigaret in de ochtend in de struiken achterin de tuin.

Schokkende schouders tussen de bladeren. Tassen die regelmatig aan de weg werden gezet en na een

uur weer naar binnen werden gehaald en luid gekreun vanuit het slaapkamerraam, terwijl ik amper

een voet op het gazon had gezet. Mijn blik als ik die geluiden dan ook hoorde. Vervolgens opnieuw

het servies, handen, armen, een sigaret en schokkende
schouders.

‘Hoe had ik godverdomme moeten weten dat je nu al thuis zou komen?’

Ik was te vroeg, vond Ronald dan, zo vaak veel te vroeg. Die fatale middag was ik te laat. Noemen

ze dat geen
ironie?

‘Misschien moet je even weg. Op reis gaan,’ zei Jannie vol medelijden terwijl ze na de dienst
in

haar kopje zwarte koffie roerde. Op zilveren schalen stonden broodjes kaas en ham. Ik pakte een

willekeurig broodje en nam een hap. Het was klef en plakte aan mijn gehemelte. Bijna verslikte ik

me.
‘Daar ben ik toch veel te oud

voor.’

‘Nee hoor, Gerda van Koffert heeft laatst zo’n kruus gedaan rond de Canarische eilanden. Ze zei

dat het heel mooi was, all inclusief. Had ze gewonnen bij de bingo. Misschien is dat iets voor jou?’

Jannie graaide nog een broodje ham van de zilveren schaal af terwijl haar ogen Jolien van drie

deuren verder goed in de gaten
hielden.

‘Het was heel gezellig zei ze, veel leuke mensen van onze leeftijd en een goed gevuld entertainmentprogramma. Gerda zei ook dat ze de handdoeken mocht houden. Dat is toch service?’

De volgende ochtend boekte ik bij het reisbureau een cruise over de Middellandse Zee.

Het is nu vier weken later en ik bevind me op deze varende stad terwijl ik mijn ogen over een roze

schacht laat glijden. Zo fier overeind heb ik ze al jaren niet meer gezien. Het topje kijkt me aan, de

man oogt trots. Ik snap het wel, hij heeft me weten te
verleiden.

‘Doe het niet voor mij, doe het voor uzelf,’ zegt hij, fluisterend bijna. Ik krijg er kippenvel van.

Het topje zoemt, deint heviger op en
neer.

‘Als u op dit knopje drukt, kunt u de trilling zelfs aanpassen.’ Ik knik, probeer te doen alsof het

om een doodgewone boodschap gaat. Naast me staat een schaars gekleed meisje dat lijkt op
Jolein

van drie deuren verder. Haar gebleekte haar komt tot onder de rand van haar minirokje. Ze
neemt

me op vanuit haar
ooghoeken.

‘Wat doe je, oud mens. Het is te laat. Je hoogtijdagen zijn voorbij,’ lijkt haar blik te zeggen.

Daar moet ik niets van hebben. Ik steek mijn kin vooruit.

’Kan ik er een tasje bij krijgen? En een potje van die gel alstublieft?’

De man achter de toonbank grijnst. Zijn verleidingsspel heeft gewerkt. Hij gaat rechtop staan,

recht zijn vlinderdas en wikkelt de roze vibrator in een luxe, glimmend cadeaupapiertje.

‘Je gaat hier geen spijt van krijgen, darling. Mijn vriend en ik gebruiken hem ook regelmatig en

we zijn er helemaal weg van.’

Ik weet niet goed wat ik met de informatie moet, maar knik beleefd en neem het plastic tasje aan.

Het meisje dat op Jolein lijkt, kijkt me aan terwijl ik de winkel uitloop. Haar mond is een beetje

open gevallen. Op het dek verbaas ik me opnieuw over deze stad op het water en snuif de zeelucht

op. Ik ben precies op
tijd.

 

 


©Joanne van Beek, 2019