Het winnende verhaal van de Debutantenschrijfwedstrijd 2022, geschreven door Chris Kok
Onlangs is de winnaar van de Debutantenschrijfwedstrijd 2022 bekendgemaakt: Chris Kok met zijn verhaal “Rust Roest”. Chris schreef een bijzonder verhaal waarin de surrealistische en echte werkelijkheid op een poëtische manier in elkaar overlopen.
Rust Roest
Anna ontwaakt op het strand. Ze had niet willen slapen, maar wat gebeurd is, is gebeurd. Ze veegt het zand van zich af en loopt naar de deur.
De deur staat midden op het strand. De opening. De deur zelf zit aan een kast in haar logeerkamer. Hier ver vandaan.
Ze stapt door de opening, kijkt om en ziet alleen de kast. Fotoboeken. Opladers en kabels voor vergeten apparaten. Een kapotte bureaulamp. Ze sluit de deur. Het geruis van golven maakt plaats voor regen tegen het raam, het geblèr van kindertelevisie, haar dochters Mara’s gegil, Terry’s geblaf, en de stem van Linde die, tegen beter weten in, eroverheen schreeuwt.
Het strand verscheen na Mara’s geboorte. Linde, uitgeput door de bevalling, moest rusten. Anna combineerde de zorg voor haar, Mara en Terry met werk en het huishouden.
Ze zat midden in een videogesprek met Onuitstaanbare Onno van HR toen haar laptop uitviel. Oplader doorgekauwd. Het gesprek duurde al een half uur langer dan gepland. Mara zou snel moeten worden verschoond, Terry moest worden uitgelaten, de loodgieter kwam langs…
Met een lijf vol stress rende ze naar de logeerkamer en opende de kast.
Geen oplader. Alleen een stralende zon aan een strakblauwe lucht boven hagelwit zand. Voor ze er erg in had, was ze door de deuropening gestapt, blote voeten in het warme zand.
Geen angst. Slechts een milde verwondering. En rust.
Haar lichaam ontspande; in haar hoofd werd het muisstil. Zo was het dus om gek te worden. Achter deze mentale wolkbreuk scheen in elk geval de zon.
Linde riep haar naam en verbrak de betovering. Volgens de druk tikkende klok in de logeerkamer was het een uur later.
Ze had een lijst gemiste oproepen en berichtjes. Onno, loodgieter, Linde. Ze had haar overal gezocht. Toen Anna het enig mogelijke excuus gaf, dat ze een stukje was gaan wandelen, sprak Linde de rest van de dag niet tegen haar.
Het strand is enkel dat. Zand, zee, een stukje groen met fruitbomen en een stroompje zoet water. Loopt ze vanaf de deur langs de zee, dan bereikt ze al snel weer hetzelfde punt, alsof ze een rondje heeft gelopen zonder een bocht te nemen.
Hier geen andere mensen, geen dieren. Geen vliegtuig in de lucht, geen boot op het water. Het is altijd zonnig en warm. Er staat een lieflijk briesje.
Buiten het ruisen van de zee, is het stil.
“Lekker dutje?” vraagt Linde, terwijl ze de afwasmachine inlaadt.
Wat kan zo’n onschuldige opmerking toch hatelijk klinken. Het is drie uur nadat Anna is teruggekomen. Mara slaapt, Terry sloopt een speeltje, de televisie staat uit. Anna drinkt koffie aan de keukentafel. Rust, voordat de dag weer eindigt. De volgende ligt op de loer.
“Sorry,” zegt Anna, “vergeten een wekker te zetten.”
“Had je je oordoppen in?”
“Ja.”
“Misschien handig om dan niet ook de deur op slot te doen. Wat als het huis afbrandt?”
Anna zucht. Als antwoord ramt Linde de afwasmachine dicht en stampt weg. In de woonkamer gaat de televisie aan. Anna volgt haar op zware benen.
“Ik zei sorry.”
Linde kijkt niet op. “Oké.”
“Ik ben gewoon moe.”
Lindes beurt om te zuchten. Ze zet de televisie uit.
“Je bent altijd moe.”
“Ik ben niet altijd—”
“Je bent aan het werk, of je bent moe. Als ik er iets van zeg, begin je te zuchten. Alsof je het liefst van me af bent.”
“Natuurlijk niet.”
“Zo voelt het.”
Anna begint te ijsberen. Haar hartslag versnelt met haar pas. Ze voelt zich warm, koortsig. Ze haat het als mensen haar ergens van beschuldigen. Vooral als ze gelijk hebben.
“Soms is het gewoon te veel. Of het is werk, of jij wilt thee, Mara moet eten, Terry wil spelen… Het houdt nooit op. Dus ja, ik ben moe.”
“Iedereen is moe. Altijd. We leven, en we worden moe. Hoort erbij.”
“Maar zo wil je toch niet leven?”
“Jij niet, blijkbaar. Sorry dat je het zo vreselijk vindt met ons.”
Linde staat op. Anna probeert haar arm vast te pakken, maar Linde trekt hem weg.
“Even niet, nu.”
Weg is ze. De slaapkamerdeur sluit met een klap. Mara huilt, Terry blaft. Anna vlucht naar de logeerkamer. Stapt het strand op en gooit de deur achter zich dicht.
Onmiddellijk realiseert ze zich wat ze heeft gedaan. Ze draait zich om. Geen doorgang, geen teken dat er ooit een doorgang is geweest. Niets dan zand, zee, en blauwe lucht.
Beginnende paniek wordt de mond gesnoerd door het bekende gevoel van ontspanning. De wind speelt met haar haar. Het is een mooie dag.
Ze gaat een dutje doen. Daarna ziet ze wel verder.
Anna weet niet hoelang ze op het strand is. De zon zakt nooit; geen dagen, geen seizoenen. Ze loopt tot ze niet meer kan lopen. Slaapt totdat ze niet meer kan slapen. Eet wat, loopt verder. De zon bleekt haar lokken, geeft haar huid de kleur van roest. Haar oogleden knijpt ze steeds verder dicht, tot ze ze uiteindelijk sluit. Ze kent de weg. Er is er maar één.
Soms denkt ze terug. Aan Linde, slechte films en popcorn uit de magnetron. Knuffelen met Terry, Mara’s lach. Ruzies, luiers, lopen door de regen met een onwillige hond. Ze mist het. Voor een moment. Het gaat altijd voorbij. Op een dag denkt ze voor het laatst aan het leven dat ze achterliet. Daarna is er alleen nog zand, zee en zon. In de reflectie van het water van het stroompje ziet ze zichzelf ouder worden, grijzer. Tot ze zichzelf niet meer herkent. Vanaf dat moment drinkt ze met haar ogen dicht.
“Mama?”
Het eerste geluid dat Anna in tijden heeft gehoord, niet gemaakt door golven. Ze dwingt haar ogen open. Ziet een schaduw in de zee van licht.
“Mama, ben jij het?”
De schaduw blijkt een jonge vrouw. Achter haar, een opening.
Achterin Anna’s hoofd knaagt er iets. Herinnering. Gemis. Een woord op het puntje van haar tong. Doet het ertoe?
“Mama, ik ben het, Mara.”
Mara. Dat is het woord. Er volgen er meer. Linde. Terry. Elk een stomp in haar maag.
“Mama?”
Ze kijkt naar het strand, dat zich uitstrekt in de verte. Onmiddellijk verzacht de pijn, verdwijnen de woorden. Ze begint te lopen. Met elke stap wordt ze lichter. Nog vijftien rondjes. Dan slapen. Morgen weer een lange dag.
“Mama?!”
Ze is moe.