Heather van Vliet – Zomer

In aanloop naar de prijsuitreiking van de Debutantenschrijfwedstrijd 2024 publiceren we de inzendingen van de shortlistkandidaten. Deze keer het fictieverhaal van Heather van Vliet. 

Heather van Vliet komt uit Rotterdam en is in het dagelijks leven docent Nederlands met een passie voor media en journalistiek. Haar liefde voor taal gaat dieper dan woorden en ze beschouwt de wereld als samenspel van compositie en narratief. Ze droomt ervan schrijver te worden.

 


Zomer

Je bent niet thuis. Ik denk dat ik daarom nu langskom, omdat ik weet dat je op zomeravonden niet binnen leeft. 

De kamer oogt rommelig, maar verwelkomend, zoals hij dat steeds heeft gedaan. Nog altijd staan overal planten. Op de ronde, houten eettafel, de boekenkast, naast het bed, in de vensterbank en zelfs op het aanrecht. Ik houd van deze ruimte. Van de aardekleurige muren en oranje, doorgezakte bank. Van het venster dat uitzicht biedt op een straat die nooit leeg lijkt te zijn, ook niet midden in de nacht. Van overal posters met kunst en geen klok. In deze ruimte heb ik liefgehad. 

 

De Mimosa Pudica behoort tot de vlinderbloemenfamilie. Hij komt voornamelijk voor in Zuid-Amerika. Omdat hij gedijt bij temperaturen die hier alleen in juli en augustus worden bereikt is hij bij ons verworden tot kamerplant. De Mimosa Pudica heeft de eigenschap dat, wanneer je de lange, fijne blaadjes aanraakt, hij ineenkrimpt en zijn bladeren naar binnen rolt. Hij keert volledig in zichzelf en sluit zich af van de buitenwereld. Dit doet hij ook elke avond, om zich weer te ontvouwen wanneer het licht terugkeert. 

 

Ik weet niet meer hoeveel zomers het geleden is dat we die plant haalden. Samen met nog meer planten, maar ik vond deze het leukst. Omdat je op internet had gelezen dat deze plant veel licht nodig heeft, had je hem bij thuiskomst meteen in de vensterbank gezet. 

Ik doe het raam open. De stad golft naar binnen. De walm van benzine vermengt zich met de dampen van het restaurant dat zich schuin onder me bevindt. De geur slaat langs de gevel omhoog en prikt in mijn neus. Ik steek een sigaret op en inhaleer diep, voelend hoe de rook door mijn aderen tot in mijn vingertoppen trekt, tot ze tintelen.

Aan de overkant lopen twee studenten voorbij, beide met een bierflesje in de hand en de arm over de anders schouder geslagen. Ik hoor de klanken van gitaarmuziek ergens dieper in de stad.

Avonden als deze, in het hart van de zomer, laten me schuldig voelen wanneer ik me niet door anderen laat omringen. De oranje gloed van de zon glijdt langs pleinen en gevels, en overvolle terrassen waar uitbundig wordt gevierd dat men aan de eenzaamheid van lege ruimtes en stille kamers heeft weten te ontsnappen. In ieder geval voor vanavond. Zomeravonden maken eenzaamheid zelfschuld.

In parken raken blote benen gras en raakt huid op huid. Jouw vrienden werden als vrienden tussen bier en kaartspellen door. Het is een gebrek dat ik een spel speel zolang ik dreig te winnen, of liever, bij voorbaat al gewonnen heb. Maar op zulke avonden voelde het plaid waar we op zaten als het spelbord en zaten we als pionnen die lachend over het bord bewogen. ’s Zomers sluit je vriendschappen in kleermakerszit.

Ik heb geen een herinnering aan ons in tussen- of schouderseizoenen. Als ik die wel heb, zijn ze vervormd en verkleurd, tot ze zich ofwel in de winter afspelen, ofwel in de zomer. Herinneringen aan verjaardagen in juli waarbij het leven zelf gevierd leek te worden en men bij gebrek aan stoelen in trappenhuizen en op het trottoir zat. Aan de ruzie waarbij ik mijn glas omstootte en de rode wijn tegen de muur spatte. Je had het niet zien gebeuren en ik heb daarna altijd beweerd dat ik het glas uit woede expres op de grond had gegooid. 

 

De Desmodium Gyrans heeft de bijnaam ‘telegraafplant gekregen, of ‘dansende plant’. Men vindt hem in onder andere Thailand, Vietnam, Cambodja en Buthan, en zelfs op een ver afgelegen eilandengroep in de Stille Zuidzee: the Society Islands. Men noemt hem de dansende plant, omdat zijn bladeren zich met zo’n snelheid naar het licht toewenden dat het voor het menselijk oog zichtbaar is. Twee kleine blaadjes aan elk groter blad bewegen zich voortdurend mee met de stand van de zon en geven die kennis door waarna het grote blad volgt. Ook wanneer je muziek speelt, verroert de Desmodium Gyrans zijn bladen, als reactie op de kleine trillingen die de blaadjes waarnemen. De plant hoort de muziek, volgt het licht van de zon. En danst.

 

Jij weet dat ik niet dans, niet kan dansen. Niet zoals jij dat doet, door de stad heen en met haar mee. Maar van het licht hielden we samen. Op avonden dronken we ons naar elkaar toe. Vreeën op de vloer. Het beeld van jou tussen mijn gespreide benen, terwijl je me daar kust, krijg ik op ongekozen momenten in mijn hoofd en het laat me telkens kort rillen. 

Ik druk mijn sigaret uit. Opnieuw probeer ik koortsachtig ons laatste gesprek te reconstrueren. Probeer een dialoog te maken van woorden die door ons zijn gezegd. De volgorde van woorden maakt ze tot zinnen en de volgorde van zinnen maakt ze tot ruzie. Maar ik weet ze niet te plaatsen in de tijd.

Ik sta op en sluit het raam. De stemmen op straat echoën weg.

Ik geef alle planten water. Ik haal je sleutel uit mijn zak en gooi hem op je tafel. De liefde leg ik neer. Het is nu nog licht in de stad.